Oma
Als ik nu naar u kijk, weet ik niet meer wat ik zie.
Ooit was u een sterke vrouw, met een gezin, met levenslust, met dromen....
Nu zie ik een hoopje mens, van al deze voorgenoemde zaken ontdaan.
Bijna doorschijnend, in elkaar gedoken, een verwilderde blik in de ogen.
Oma, ik vind het eng om u zo te zien.
Het legt mijn onvermogen bloot.
Ik wil helpen, maar weet niet hoe.
U lijkt de wil te leven op te hebben gegeven.
Als ik vraag wat u wilt, heeft u maar een wens.....
Oma,
Als ik nu naar u kijk, wil ik weten wat er gebeurt in uw hoofd.
Het lijkt namelijk alsof u iedere seconde in een gevecht verkeerd.
Dit gevecht tekent zich af op uw gezicht.
Als u met uw hoge stemmetje zachtjes klaagt, kan ik u amper horen.
En ergens wil ik dat ook niet.
Oma, heel eerlijk gezegd wil ik u niet kennen zo!
Het liefst zet ik oogkleppen op, zwaai ik met een toverstokje en
POEF bent u weer de oude.
En zodra ik dat denk, voel ik mij een enorme egoïst.
Oma,
Het spijt me zo dat ik niet bij machte ben om u te helpen.
Ik weet niet of u mij gezien heeft terwijl ik u bezocht, maar ik hoop van wel.
Ik zag u zoals vroeger, kletsend, lachend, met dat licht in de ogen.
Wat er ook mag gebeuren, dat zal ik niet vergeten oma.
Evenmin zal ik die wanhopige blik vergeten die u in uw ogen had toen wij u weer verlieten,
De wijde wereld in.....
No comments:
Post a Comment